Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Kinderen moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen’

redactie

Naam: Bertie Bookelmann
Leeftijd: 48 jaar
Opleiding: hbo-v, kaderopleiding, post-hbo-opleiding jeugdgezondheidszorg, opleiding haptotherapie, opleiding tot docent babymassage
Werkzaam als: praktijkondersteuner jeugd
Werkzaam bij: Gezondheidscentrum Meerhoven in Eindhoven
Sinds: 2007 Aantal uren per week: 2 uur Andere werkzaamheden: eigen praktijk voor haptotherapie
Kleur van mijn vak: groen

Ze heeft een innemende lach en warme persoonlijkheid. Ouders en kinderen voelen zich bij haar snel op hun gemak, stel ik mij voor. Belangrijk, want in haar functie als praktijkondersteuner jeugd gaat het om vertrouwen. Deze kinderen komen immers met vage klachten als buikpijn, hoofdpijn, slecht concentreren, veel huilen. Er is geen medische reden voor. Dus moet je onder woorden brengen wat er aan de hand is. En vervolgens de goede hulp erbij zoeken. Dat doet Bertie Bookelmann in 2 uur per week en dat is krap. Ze redt het dankzij haar ervaring en flexibiliteit.

Een kind komt bij de huisarts met een klacht. De dokter kan geen lichamelijke oorzaak vinden. Gaat het om iets anders? Hij verwijst door naar Bertie en zij zoekt uit wat er aan de hand is. Zijn er spanningen binnen het gezin of is er iets niet in orde op school? Kampen de ouders met opvoedvragen? Is het kind op zoek naar grenzen en krijgt het die niet? Of is er sprake van een stoornis als ADHD of autisme? “Het helder krijgen van de hulpvraag van hun kind is voor ouders heel belangrijk. Ik wil weten hoe ouders er zelf tegenaan kijken en wat ze zelf al aan hulp hebben ingeroepen. Hoe ik ze dan verder begeleid is heel verschillend. De een heeft voldoende aan het telefoonnummer van de psycholoog en bij de ander doorlopen we samen de volledige aanmeldprocedure bij Bureau Jeugdzorg.” Bertie laat ouders zien wat er allemaal op de markt is voor het probleem. “Er zijn zoveel instanties. De meeste mensen zien door de bomen het bos niet. Ik heb dat overzicht wel. Vaak is er ook nog eens een wachttijd waar ik ouders doorheen loods. Als ze eindelijk door hebben wat het probleem van hun kind is, willen ze er zo snel mogelijk iets aan doen. Wachtlijsten zijn uitermate frustrerend. Telefonisch contact helpt dan om de tijd door te komen.”

Laagdrempelig

Veel mensen stappen makkelijk binnen bij de huisarts. Met een jong kind ga je regelmatig naar het consultatiebureau, maar met een kind op de basisschool stap je niet zo gemakkelijk naar de schoolarts. “Als hun kind vaak over buikpijn klaagt, gaan ouders naar de huisarts. Maar als hij geen lichamelijke oorzaak vindt voor de buikpijn, moet je er dieper induiken om te kijken wat er dan aan de hand is. De huisarts heeft daarvoor te weinig tijd en stuurt het kind naar mij. Ik ben een soort verlengde arm, kan uitgebreider de tijd nemen om het probleem aan te pakken en te voorkomen dat zo’n kind niet nog dieper in de problemen raakt of later bepaalde stoornissen ontwikkelt. Zo kwam er een jongetje van 6 op mijn spreekuur die klaagde over buikpijn op schooldagen. Zijn moeder vertelde dat hij ook regelmatig driftbuien had. Uit een gesprek met zijn juf bleek dat hij moeilijk contact maakte met andere kinderen. Hij kon zich niet goed uitdrukken. Ik verwees hem door naar de logopodiste en inmiddels gaat het een stuk beter met hem. Na schooltijd spreekt hij met vriendjes af en ook de juf kan hem gericht ondersteunen. Zijn buikpijn en driftbuien zijn over.” Bertie ziet zo’n 30 kinderen per jaar, die meestal tussen de 6 en 12 jaar oud zijn. Bertie fungeert dus als tussenpersoon en ze legt uit waarom dat nuttig is. “Soms verwijst een huisarts een kind rechtstreeks door, bijvoorbeeld naar de psycholoog. In veel gevallen is dat een prima oplossing. Juist bij gezinnen waar meer aan de hand is, kun je beter eerst kijken wat er allemaal speelt. Zo voorkom je dat bepaalde problemen onder de tafel blijven. Soms sturen ouders liever hun kind naar de psycholoog, zodat andere problemen, waar ze zich voor schamen niet aan het licht komen. Bijvoorbeeld een alcoholverslaving of geldgebrek.” Ze vindt het een voordeel dat binnen de huisartsenpraktijk het hele gezin bekend is. “Als mensen opvoedvragen hebben of als kinderen raar gedrag vertonen, is het soms heel zinnig om meer te weten over het gezin. Als een ouder, broertje of zusje ernstig of chronisch ziek is, kan dat bij de andere gezinsleden veel spanningen geven en tot klachten leiden. Soms ligt het probleem niet bij het kind, maar bij de ouder. Bijvoorbeeld een moeder die moeite had met het opvoeden van haar kind. Met het kind was niets aan de hand, maar de moeder kampte met een depressie.”

Etiketjes plakken

Tegenwoordig lijkt er met elk kind wel ‘iets’ te zijn. “Kinderen kunnen ook gewoon druk zijn, zonder dat ze meteen ADHD hebben. Dikwijls is niet alleen zo’n kind druk, maar zijn de ouders dat ook. Kinderen hebben in de huidige tijd een intensief leven, waardoor ze zich soms druk gaan gedragen of het overzicht verliezen. School, naschoolse opvang, sport, muziekles, de avondvierdaagse. Ze hebben nauwelijks tijd om thuis te zijn. Samen met ouders en kind kijk ik eerst wat er allemaal op dat kind afkomt en hoe je dat zou kunnen structureren, voordat ik een ADHD- of andere sticker op zo’n kind plak. Als er echt iets speelt, komt het er vanzelf wel uit en kun je ook dat samen aanpakken.” Volgens Bertie voelen ouders zich vaak onmachtig als ze met hun kind botsen. “Door het probleem te benoemen, haal je bij ouders al een hele last van hun schouders af.”

Verschillende invalshoeken

Bertie heeft te maken met veel instanties waar kinderen met problemen terecht kunnen, zoals Bureau Jeugdzorg, de kinderpsycholoog en het maatschappelijk werk. Het onderhouden van contacten met al deze instellingen is redelijk intensief. “Het zijn er veel en er is sprake van enige overlap, maar dat is voor ouders juist prettig omdat ze uit verschillende benaderingen kunnen kiezen.” Als verpleegkundige met 25 jaar ervaring in de ouder-kindzorg heeft Bertie voldoende kennis om veel kinderen zelf te behandelen. “Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling”, zegt ze heel beslist. “Ik ben mij daar heel sterk van bewust. Maar voordat ik in deze functie stapte heb ik er lang over nagedacht of ik dit zou willen. Het paste goed binnen mijn beschikbare uren en het was een nieuwe functie, dat sprak mij aan.” Toch vindt Bertie het soms moeilijk om zichzelf in te moeten houden terwijl ze de kennis in huis heeft. “Soms volstaat een heel eenvoudig advies en verwijs ik niet door. Gelukkig behandel ik volop patiënten in mijn praktijk voor haptotherapie, dus ik kom niks tekort”, lacht ze. Die twee functies houdt ze strikt gescheiden, al gebruikt ze de haptotherapie wel in haar benadering van mensen. “Bij haptonomie neem je het voelen van de mens als uitgangspunt. Het is moeilijk uit te leggen, net zoals je iemand niet kunt uitleggen hoe spruitjes ruiken. Je moet het ervaren.” In dit werk vindt ze het vooral leuk om kinderen, maar ook hun ouders, te ondersteunen waar dat nodig is. “Zo help ik eraan mee dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Dat kan in een veilige omgeving. Groen staat voor veilig en daarom kies ik groen als de kleur van mijn vak. Het is zo jammer als kinderen schade oplopen en gedragsproblemen krijgen.”

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 3

Literatuurverwijzingen: